Master of Design

Close Reading – Deanna Herst

January 30, 2015

Dit was de eerste sessie Close Reading, naar aanleiding van onderstaande teksten.

Strekking van de vaardigheden die we leerden:

Doel Autopsie van de text. Je leert de opbouw van de text herkennen. Daarbij komt de school van de schrijver, de “coulour d’auteur”, aan de orde en de manier waarop het abstractieniveau het perspectief verandert. Je herkent je auteurschap als lezer, en de manier waarop je van daaruit de waarde van een text bepaalt.

Tekst 1:
Hinte, Ed van, Prevelement over designkritiek, 2014

Analyse van de auteur (zonder raadpleging Google o.i.d)

De auteur is klaarblijkelijk iemand die vanuit het werkveld redeneert. Hij haalt veel vaktermen aan en je wordt als lezer ook geacht al enigszins bekend te zijn het met vakgebied, de geschiedenis en de context.  Naar aanleiding van een aan hem toegekende prijs voor designkritiek is hem gevraagd om vijf aanbeveling te schrijven over de (re)vitalisering van de designkritiek. Het moet wel een man zijn die zijn sporen heeft verdient binnen de designkritiek.

Standpunt
Hoewel het stuk met een aantal boude stellingen aftrapt, zijn er genoeg relativeringen en hyperbolen in terug te vinden. De schrijver schrijft vanuit de de context van het winnen van de prijs en neemt terloops zijn eigen vakgebied her en der op de hak. De auteur schetst zijn standpunt heel mooi in de introductie: “Ik heb een hekel aan dingen”. Van Hinte wil het wat betreft designkritiek meer hebben over de gedachte achter en de bedoeling met design, dan de fysieke ‘vorm-gevolgen’ ervan.

  1. “Design staat nu algemeen bekend als geijkte geliktheid van auto’s, en dient als ‘brand’ voor de ideeën achter Geinige Onpraktische Gadgets met een grote G”
  2. “De kracht die mij drijft is dat ik geen last wil hebben van wat ontwerpers uitspoken”
  3. “Of het is mooi of lelijk. En dan gaat het er alleen maar om of het past binnen de conventies van in mijn ogen meestal esoterische esthetische opvattingen…”

In de aanbevelingen zie je een aantal mooie argumenten terug waarom designkritiek volgens van Hinte meer moet gaan over het proces / noodzaak van design van over de uiterlijke verschijningsvorm en de ontwerpers zelf: “Er is een tekort aan twijfel. Daar moeten we iets aan doen” (punt 2) “Er is slijpwerk nodig, met als slijpsteen de vraag: is dat wel zo?” (punt 4) “Designopleidingen halen weinig mensen zonder verstand van ontwerpen in huis”.

Stijl
De stijl zou ik willen kenmerken als opiniërend, prikkelend, maar ook contemplatief (hij lijkt zo nu en dan ‘hardop’ te denken) en tegelijk relativerend. Van Hinte gebruikt termen als ‘tegentip’ om zijn eigen eerste verbeterpunt op zijn kop te zetten; hij hint (sic!) naar oplossingen, maar wordt nergens uitgesproken concreet, laat veel over aan de interpretatie en fantasie van de lezer. Het is prikkelend, maar humoristisch. Zijn afsluitende tip is daar ook een mooi voorbeeld van: “Pas goed op je woorden, anders gaan ze er vandoor”.

Het krachtigste argument van Van Hinte ligt wat mij betreft een beetje verborgen in zijn introductie. Het zegt wel heel veel over hoe hij naar Design en daarmee ook naar Designkritiek kijkt: “In de werkelijkheid daarachter is design het verwezenlijken van voorstellen voor de eindeloze vervolmaking van het leven.”

Hij stelt het als een absolute waarheid (de werkelijkheid daarachter), en het is de opmaat naar zijn bekentenis over de “hekel aan dingen”, die hij schijnt te hebben. De gehele introductie, maar ook de onderbouwing van zijn 5 aanbevelingen scharnieren allemaal op dat ene argument.

Type Tekst
Het stuk is volgens mij het beste te typeren als Pamflet. Puntsgewijs, (soms) scherp geformuleerd vanuit een duidelijk eigen standpunt. Weinig onderbouwd vanuit andere bronnen. Het vraagt een zeker vertrouwen van de lezer.

Het pamflet is een logisch gevolg van de vraag naar 5 aanbevelingen; maar in de opmaat naar de aanbevelingen toe zet van Hinte wel een toon: Zijn visie op Design en Designkritiek steekt hij niet onder stoelen of banken. Tegelijk maakt de humor en de (zelf)relativering in de tekst het stuk niet polemisch of arrogant. Het leest prettig en het zet aan het denken.
De tekst zelf lijkt daarom ook vooral voor vakbroeders en -zusters te zijn geschreven. Er spreekt een bepaalde mildheid uit, ondanks dat de schrijver zich hard voor de zaak maakt. Er wordt vanuit gegaan dat de lezer enige voorkennis heeft op het gebied van design en designkritiek; er wordt ook gerefereerd naar voorbeelden die waarschijnlijk binnen die wereld reeds bekend zijn (zoals de verwijzing Criticslab).

Interpretatie
Van Hintes standpunt over de benadering van design spreekt mij erg aan. De toon en de humor dragen dan nog bij aan een verdere acceptatie van zijn argumenten, waarbij ik zijn advies om geen quotes te gebruiken (onderbouwd met een quote) dan weer extreem lollig vind. Ik vind ook dat we het meer hebben moeten over het proces en de achterliggende gedachtes en noodzaak van design dan de uiteindelijk verschijningsvorm. Die verschijningsvorm is vaak zo tijdelijk, zo conjuctuurgevoelig dat ze snel zal slijten. Het is vaak juist de onderliggende gedachte, de oplossing die goed design biedt; waardoor het tijdloos wordt.

Eco, Umberto, The Poetics of the Open Work, 1989

Ik ken Eco als schrijver, en ben eigenlijk nog nooit verder gekomen dan de eerste 50 pagina’s van zijn romans. Persoonlijk vind ik zijn schrijfstijl wollig, pompeus en dikdoenig. Ietwat Mulischiaans, met respect voor beide heren overigens. Dat voor wat betreft mijn vooroordeel. Ik heb moeite gehad het stuk te doorgronden. De schrijver bedient zich van een uitgebreid archief aan voorbeelden om zijn argumenten te ondersteunen. Zo uitgebreid, dat het erg gemakkelijk is om de draad kwijt te raken.

Het taalgebruik is geschoold; zeker voor iemand die Engels niet als moedertaal heeft. Passages als “What is immediately striking in such cases is the macroscopic divergence between these forms of musical communication and de time-honored tradition of the classics.” vragen opperste concentratie en soms zelfs een woordenboek.

De lezer wordt qua context ook in het diepe gegooid: je voelt je verplicht / genoodzaakt om de voorbeelden te gaan bestuderen / beluisteren om het stuk te kunnen begrijpen. Tot pagina 7 is het een waar spervuur van voorbeelden vanuit de geschiedenis van literatuur, beeldende kunst en muziek, waarbij het voor mij nog onduidelijk is welke richting Eco precies op wil met zijn argument over “The Open Work”. Persoonlijk kreeg ik het gevoel te verzuipen in de tekst.

Gelukkig geeft Eco houvast. Onderaan pagina 7 begint hij met uitleggen waaróm hij die voorbeelden aanhaalde.

 

Nasschrift: Na herlezing (en herlezing van het stuk komt het begrip er ineens). Om te beginnen moet eigenlijk eerst de samenvatting lezen. Pagina 13. Daarin vat Eco eigenlijk samen wat hij de voorgaande 12 pagina’s uiteenzet: er zijn verschillende ‘open’ werken. Werken die open zijn in hun uitvoering, werken die open zijn in hun interpretatie, (hij zegt het eigenlijk hier: “Every work of art, even though it is produced by following an explicit or implicit poetics of necessity, is effectively open to a virtually unlimited range CTIN 501: Database Cinema; Instructor: Andreas Kratky 14/15 Interactive Media Division USC School of Cinema Television of possible readings, each of which causes the work to acquire new vitality in terms of one particular taste, or perspective, or personal performance.”)

Daarin legt hij ook uit dat een uitvoering en een interpretatie eigenlijk op gelijke voet staan; waar alle uitvoeringen van een stuk of kunstwerk op zich ook weer onderhevig zijn aan interpretatie.

Oppen, Anne van, Mobilotoop: een visie op een open mobiliteitscultuur.

Deels manifest, deels verslag. Gepubliceerd in een design-magazine; waarbij het verslag aan het einde ook een colofon meekrijgt, waardoor de indruk ontstaat dat dit geen onpartijdig stuk is.

De schrijfster lijkt zelf ook een rol te hebben gehad in het concept: het manifest dat als introductie wordt getoond, wordt onderbouwd met het verslag van het proces van Mobilotoop. Er worden nergens vraagtekens geplaatst of contrasterende meningen en stellingen geplaatst. Er wordt een aantal voorbeelden aangehaald, en die dienen om het concept te verhelderen en de verwezenlijking van de stellingen op het pamflet te onderbouwen.

Het stuk is niet opiniërend, ondanks de stellingen in het pamflet. Het leest meer als een verslag van een proces op basis van van te voren gestelde ‘design principles’ dan dat het probeert te overtuigen. Het komt daarmee nog het meest in de buurt van een proof of concept-tekst.

Het stuk is gepubliceerd in Kwintessens, een tijdschrift voor mode en design; dat is ook al een scherpe keuze voor de doelgroep. Een dergelijk stuk in een groot dagblad had wellicht meer context nodig gehad. Daar is het stuk ook op geschreven: het gaat er van uit dat de lezer al enigszins op de hoogte is van de actuele bewegingen in urbane ontwikkelingen, service design en design in het algemeen.

Herst, Deanna, Form Follows User, 2011

Deanna legt uit dat de rol van de ontwerper zou moeten veranderen: van user follows form naar form follows user.
Daarin ligt volgens haar ook een uitdaging. Een manier om die user te betrekken in het ontwerp(proces) is om bijvoorbeeld sterk in te zetten op bruikbaarheid. Echter, volgens Deanne moeten kunstopleidingen er op inzetten dat de ontwerper daarin wel de regie houdt. Ze citeert Eco’s Poetics of the Open Work door te beargumenteren dat een ontwerper beter een voorstel, een framework, een open – maar geregisseerde situatie  – situatie kan creëren, waar de gebruiker – user – in kan deelnemen.

Om dat te onderbouwen, refereert ze naar gebruiken bij Papuavolken: er wordt een half verhaal verteld, en de toehoorder wordt uitgenodigd om dat naar eigen inzicht aan te vullen. Een ander mooi voorbeeld is het Cadavre Exquis. Een gedicht of beeld wordt deels gemaakt en doorgegeven aan de volgende kunstenaar of dichter om het aan te vullen.

 

 

2 comments on “Close Reading – Deanna Herst”

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *