Bezoek Wereldexpo 2015
May 6, 2015
Zou het niet interessant zijn om een Eerlijke Wereldtentoonstelling te organiseren? Ik kan me voorstellen dat een bezoek aan zo’n expo een stuk meer aanzet tot dialoog en discussie geeft dan één waarbij elk deelnemend land zijn best doet om zo goed mogelijk voor de dag te komen en al doende juist op een pijnlijke (en soms hilarische) manier gebrek aan visie of ideeën ten toon spreidt.
Ik stel me voor dat het Paviljoen van Rusland naast dat van Oekraïne staat en dat de Russische medewerkers ’s nachts stiekem meubilair steelt, en eigen meubilair op de kavel van Oekraïne zet, met de claim dat nu er Russisch meubilair staat, dat gedeelte van de kavel ook Russisch is. Of dat er tussen het Paviljoen van Libië en dat van Italië een zwembad ligt, waar Expo-deelnemers van Ghana, Sudan en Mozambique baantjes trekken en aan bezoekers van het paviljoen van Italië armbandjes proberen te verkopen. Het paviljoen van Griekenland is geheel van marmer, maar de stroom en het water zijn door Duitsland afgesloten op voorwaarde dat Griekenland de helft van zijn personeel ontslaat.
Ik kan zo nog wel even doorgaan, maar de oorzaak van het bedenken van zulke hyperbolen ligt ook een mengeling van irritatie en verbazing over de jongste Wereldtentoonstelling. De werkelijkheid is namelijk dat een bezoek aan die Wereldtentoonstelling in Milaan nog het meeste weg heeft van een doorlopend Eurovisiesongfestival voor VVV-kantoren en dat de connectie met het thema, ‘Feeding the planet, energy for life’, bij veel deelnemers met een lampje te zoeken is.
Of het moet te vinden zijn in een uiteenzetting van lokale delicatessen. De indruk ontstaat dat het onderliggende thema eerder ‘hysterische architectuurvoorstellen voor reisbureaus’ was geweest. Precies dat gegeven, heeft Jaques Herzog, de ontwerper van het Masterplan in 2011 doen besluiten zijn handen van het proces af te trekken.
Datgene was Herzog wilde veranderen, namelijk dat een Wereldtentoonstelling vooral een Vanity Fair is geworden; is toch juist datgene wat beklijft bij een gang langs de paviljoenen: landen volledig los gegaan op gewaagde architectuur en flitsende multimedia-producties in hun poging de bezoeker te overdonderen en te imponeren. Het overduidelijke slachtoffer van dat alles: de inhoud. De inhoud en het verhaal wellicht. Bijna geen enkel land slaagt erin een duidelijk standpunt in te nemen tegenover het thema en verzandt in spiegels en kralen: if you can’t dazzle them with brilliance, you can still baffle them with bullshit.
Toegegeven, er staan een paar architectonische hoogstandjes: Het paviljoen van China door Daniel Libeskind, het paviljoen van het Verenigd Koninkrijk door Wolfgang Buttress en XTU tekende voor het volledige uit houten blokken opgetrokken Franse paviljoen. Die ontwerpen ten spijt (en misschien is er wel een oorzakelijk verband) blijft vooral de inhoudelijke leegheid hangen.
Tsjechië trapt af met een bier-bar (die begrijpen we nog) naast een zwembad met daarin een hysterische sculptuur van deels amerikaanse limousine en ijsvogel, waaruit water spuit. Het paviljoen zelf bevat nog meer van dergelijke sculpturen, live videostreams van microscopen die plantcellen tonen en foto’s van toeristische trekpleisters. De aanwezige gastdames zijn uitermate vriendelijk, maar weten het gebrek aan visie op het onderwerp niet te verhullen.
België komt ook niet verder dan bier, chocola en diamanten (wat dat laatste met voedsel te maken heeft is me ook een raadsel). Diep weggestopt in het paviljoen toont het land ideeën voor het alternatief verbouwen van sla, maar het onderlinge verband is onduidelijk. Bij de speciaalbierenbar is het nochtans druk.
Maleisië’s uitgangspunt is zaden. Reusachtige zaden, welteverstaan. Het paviljoen is opgetrokken uit houten geraamtes in de vorm van ellipsvormige globes. Een bordje bij de ingang legt uit dat de constructie geheel van gelijmd hout is. Dat ruik je ook. Het in de eerste globe ondergebrachte oerwoud dat de entree vormt, is ruikt naar tweecomponentenlijm, waardoor de beleving een wat typische wending krijgt. Maleisië zet verder vooral in op rubberproductie, multimedia en formule 1-circuits. Komt die geur toch nog van pas.
Sudan is (onbedoeld wellicht) verrassend eerlijk: het paviljoen is een bruine bunker met chromen letters. Binnen zit een sieradenverkoper; de koopwaar vertoont verrassend veel overeenkomst met die van de vele afrikaanse verkopers in de Milanese metro.
Korea probeert haar verhaal over voedsel inhoudelijk te verkopen door het te verpakken in de oude voedselcultuur van het land. Helaas gaat die boodschap volledig verloren in digitale spiegels en kralen. Werkelijk elke state-of-the-art projectiemethode wordt aangegrepen, waardoor vooral de multimediabeleving is, die alle aandacht trekt. Niet zozeer de boodschap die het land te melden heeft. Dat de (overigens heel vriendelijke) gidsen persoonlijke audio-versterking nodig hebben om boven het geweld van de presentaties uit te komen, is exemplarisch.<
Ook Frankrijk vervalt in VVV-gedrag. Het paviljoen is, hoewel mooi ontworpen, helemaal volgestouwd met alles wat Frankrijk zo’n beetje graag laat zien: van topklasse kookgerei tot driekleurige eiffeltorens; het is er allemaal. De entree leidt langs graan en (jawel) lavendelvelden; maar verder dan kaas en wijn lijkt het allemaal niet te komen.
De president van Turkmenistan vindt zichzelf vooral het belangrijkste en heeft een paleisje voor zichzelf laten bouwen; Indonesië geeft alles zo’n beetje bij de entree weg (binnengekomen lijkt het een koffiebar met wat tropische aankleding); Polen verzandt in multimediageweld over heldhaftigheden uit het verleden in een verder érg leeg paviljoen; bij Duitsland is alles groot; zo ook de leegte voor het podium waar een bandje haar best doet; de VS speelt heeft een propagandashow in elkaar gezet die nét niet pijnlijk wordt (of toch wel, met quotes van CEO’s van DOW Chemicals en Monsanto)…
…en dan heb ik het nog niet eens over het ergste.
In een tijd waarin de wereldbevolking zulke vormen aanneemt dat duurzame voedselproductie een absolute noodzaak wordt, in een tijd dat we hard moeten nadenken over of onze levens- en consumtie-stijl ethisch, economisch en ecologisch houdbaar is, in een tijd waarin miljoenen op de vlucht zijn voor oorlog, armoede en honger, steekt de Wereldexpo 2015 haar middelvinger op.
Het Paviljoen van McDonalds (?!) is twee keer zo groot als dat van Sudan. Het paviljoen van Illy is drie keer zo groot als dat van Bolivia, er is een Chocolade-paviljoen, Coca Cola en Ferrero zijn official partners, kortom; de boodschap die de Expo blijkbaar wil vertellen, is iets in de trant van “dit is ons idee van de toekomst van de voedselproductie voor deze wereld: we houden alles bij het oude”.
Was dan alles verschrikkelijk?
Nee! Nederland sloeg als één van de weinigen de plank raak. Op het eerste maakte het paviljoen, nou ja, festivalterreintje, een wat knullige, armetierige indruk. Maar niets was minder waar. Wat bleek: de organisatie van de Nederlandse bijdrage was – in tegenstelling tot de meeste andere paviljoens – volledige particulier gefinancierd. Het concept was even simpel als doeltreffend: doen waar Nederlanders goed in zijn. Een festival organiseren, met veel eten, drinken, fijne plekken om te zitten, en en passant de toeschouwers wat informatie toestoppen over de innovatieve voedselproductie-concepten in de lage landen. Navraag bij één van de deelnemers wees zelfs uit: de Nederlandse bijdrage aan de milanese expo maakte winst.
Het italiaanse paviljoen heeft meer dan 100 miljoen publiek geld moeten kosten en was ten tijde van het bezoek aan de expo (begin mei) nog niet voltooid. De organisatie van Expo 2015 heeft de steun nodig van voedsel (nou ja, voedsel) multinationals om überhaubt de kosten beheersbaar te houden. Dat het inhoudelijk wringt; is blijkbaar niet belangrijk meer.
De Nederlandse bijdrage is particulier (en low budget) gefinancierd, wordt platgelopen door de bezoekers (die de stand trouwens naar de 2e plaats stemden bij de publieksbeoordeling) en maakt winst, terwijl het de bezoekers nog informeert ook.
Een vrolijk chauvinisme maakte zich van me meester terwijl ik neerzeeg op het kunstgras met een veel te duur biertje.