Master of Design

Psychologie van de ontgroening.

April 10, 2015

Tags:

http://www.volkskrant.nl/buitenland/de-psychologie-van-de-ontgroening~a890343/

Hoe zwaarder de ontgroening, hoe leuker daarna het verenigingsleven. Dat zeggen niet alleen veel verenigingsleden, maar wordt ook ondersteund door sociaal psycholoog Hein Lodewijkx.

Door Barbara Plasmans 16 augustus 2008, 05:000

Hoe zwaarder de ontgroening, hoe leuker daarna het verenigingsleven. Dat zeggen niet alleen veel verenigingsleden, maar wordt ook ondersteund door sociaal psycholoog Hein Lodewijkx. Verbonden aan de Universiteit Utrecht onderzocht hij in de jaren negentig de functie van ontgroening. De studenten vulden tijdens de ontgroeningsperiode en erna wekelijks vragenlijsten in over sociale interactie, reacties op stressvolle gebeurtenissen en kameraadschap. Hieruit bleek: hoe zwaarder de ontgroening, hoe meer ze baalden, hoe meer ze elkaar ondersteunden en uiteindelijk: des te sterker de band met de groep. Bewijs dus voor wat wel de ‘suffering-leads-to-liking’ hypothese wordt genoemd. ‘Er is wel een verschil tussen mannen en vrouwen’ , zegt Lodewijkx, inmiddels werkzaam aan de Open Universiteit. ‘Vrouwen hebben helemaal geen negatieve ervaring nodig om nader tot elkaar te komen. Vrouwen zoeken uit zichzelf al snel toenadering in een groep.’

Volgens Lodewijkx kan het ontgroeningsproces verklaard worden aan de hand van twee theorieën. Allereerst de klassieke cognitieve dissonantietheorie van Festinger uit 1957. Hierbij hebben mensen de neiging hun ervaringen die botsen met hun persoonlijke opvattingen te vergoelijken. ‘De ontgroening is een vrijwillige keuze maar valt zwaar tegen. Weggaan is één oplossing, een andere is de situatie voor jezelf rechtbreien. Je overtuiging aanpassen is dan een heel nuttig middel: het laat de tegenstrijdigheid in jezelf heel snel afnemen.’

De andere verklaring, dat tijdens de ontgroening de zogenaamde kameraadschap naar boven komt, valt onder de affiliatietheorie en heeft een veel sterkere werking te hebben. Deze theorie van Schachter uit 1959 beschrijft dat mensen onder bedreigende omstandigheden contact met elkaar zoeken. ‘Door Elkaar een schouderklopje te geven en te zeggen dat je er wel doorheen komt, maakt dat je de groep tijdens en na de ontgroening leuker vindt. Dit neemt toe naarmate de interacties vaker voorkomen. Voorwaarde is wel dat de ontgroening tegenvalt.’ Het effect is zo sterk, dat sommige groepjes vrienden voor het leven blijven.

Het vermoeien van de aankomende studenten, door ze in hun slaap te storen of ze fysiek zware dingen te laten doen, heeft ook zo zijn nut. ‘Vermoeidheid in combinatie met het verlies van tijd, maar ook het krijgen van een andere naam of allemaal een uniform kledingstukaan, dat draagt allemaal bij aan de-individualisering. Het lijkt heel erg op afbreken en opbouwen. Eerst word je breekbaar gemaakt, in deze fase wordt ook voorkomen dat je een hechte relatie opbouwt met elkaar’

Wat zijn nu de eventuele risico’s bij een ontgroening? Waar zou het mis kunnen gaan? ‘Macht speelt een rol bij ontgroening, dat kan griezelig zijn en heb je niet in de hand’, aldus Lodewijkx. ‘De ontgroening wordt door velen vaak als een toneelspel gezien. Zowel de ontgroener als de ontgroende vervalt in een rol. En niet iedereen kan hier even goed mee omgaan. Dat kan leiden tot excessen.’

Dat blijkt ook uit het beroemde Stanford gevangenisexperiment van Philip Zimbardo uit 1971, waarbij studenten in de rol van bewaker of gevangenen geplaatst werden. De ‘bewakers’ bleken zich erg in te leven in hun positie. Het treiteren van de ‘gevangenen’, wat begon met uitschelden en het verstoren van de slaap, liep binnen enkele dagen zo uit de hand dat het experiment moest worden afgebroken moest worden. Het machtsgevoel nam bij sommige ‘bewakers’ de overhand.

Zimbardo concludeerde dat dan ook dat ieder mens in wezen slecht is, afhankelijk van de situatie kan dit eruit komen, maar Lodewijkx gelooft hier niet in: ‘Macht kan altijd een onbekende uitwerking hebben op sommige mensen, maar zeker niet op iedereen dezelfde slechte uitwerking.’ Het probleem bij dit experiment was dat Zimbardo zelf hoofd-gevangenbewaarder was en zo meegetrokken werd in het experiment, dat hij alle objectiviteit uit het oog verloor.

In het experiment was er ook een gevangene die in hongerstaking ging uit protest tegen de slechte behandeling. Hij kreeg geen steun van de andere gevangenen. Lodewijkx is niet verbaasd. ‘Het is heel logisch dat zo iemand niet gesteund wordt. Hij verbreekt de groepsdynamiek. Bij ontgroeningen zal het niet snel gebeuren dat iemand in opstand komt; er heeft van tevoren een vorm van zelfselectie plaatsgevonden. Mensen die geen lid willen worden van een vereniging, doen niet mee.’

Een andere risicofactor is dat de feuten erop vertrouwen dat de ontgroeners weten waar ze mee bezig zijn, en daarbij niet over een grens zullen gaan. Daarmee geven ze de verantwoordelijkheid uit handen. Dit kan tot gevolg hebben dat de ontgroenden zelf grensoverschrijdend gedrag vertonen. Dit effect komt overduidelijk naar voren in het beruchte experiment van Milgram uit 1962. Bij dit experiment aan de Yale universiteit werd onderzocht wat de bereidheid was van kandidaten om deel te nemen aan een taak in opdracht van een gezaghebbende, in strijd met hun persoonlijk geweten. In dit geval: het toedienen van een elektrische schok bij een fout antwoord van een leerling bij een geheugentaak. De leerling was een acteur en hij kreeg in werkelijkheid niet echt de schok, maar de deelnemer dacht van wel. Bij protest, de acteur zat in ene andere kamer en schreeuwde het uit, werd dwingend opgedragen door te gaan waarbij de gezaghebbende de verantwoordelijkheid op zich nam. Het aantal volt liep per fout antwoord op, hoever zou iemand gaan? Tot de dodelijke 450 volt? Een verbazingwekkend tweederde van de deelnemers ging door tot het eind. Mensen bleken anderen te kunnen kwellen zolang een autoriteit de verantwoordelijkheid op zich nam. Lodewijkx ziet een overeenkomst, maar ook een verschil bij ontgroeningen. ‘Het gaat allebei over gehoorzaamheid, en in beide gevallen is er sprake van een machtsafhankelijke relatie met eenzijdige afhankelijkheid. Een eerstejaars heeft echter een keuze die de deelnemers bij Milgram niet hadden: ze kunnen de groep leuk vinden. En in dat geval heeft de ontgroende heeft ook macht in handen, want hij kan zelf bepalen of hij lid zal worden of niet.’

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *